Skip Navigation LinksNieuws

Nieuws
23 juni 2016
G32 en NEPROM in gesprek over De Nieuwe Opgave
De G32 presenteerden onlangs een bijdrage over de stedelijke bouwopgave, de NEPROM gaf haar visie op het nationaal geluk.

De G32 presenteerden onlangs met een aantal marktpartijen een bijdrage over de stedelijke bouwopgave, de NEPROM publiceerde haar visie op het nationaal geluk – en hoe publiek en privaat daaraan kunnen bijdragen. Tijdens een recente meeting kwamen de vertegenwoordigers en hun meningen bij elkaar. Conclusie: er is grote overeenstemming over de inhoudelijke weg voorwaarts en de noodzaak om gezamenlijk aan de slag te gaan. Enige twistpunt: de rol van het Rijk; moet het nu wel of niet meedoen en Nederland ruimtelijk vooruit helpen?

Onder leiding van Geurt van Randeraat (SITE Urban Development) en tegen het inspirerende decor van de IABR in de Katendrechtse Fenixloodsen ontmoetten gemeentebestuurders en ontwikkelaars elkaar op 15 juni. Inzet van het gesprek: de opgave die voor ons ligt op het gebied van wonen, werken en winkelen. 

'We hebben elkaar keihard nodig'
Jop Fackeldey, wethouder Lelystad en voorzitter Fysieke Pijler G32, trapte af. Hij is verheugd met het gesprek dat tussen de inmiddels 37 gemeenten van de G32 en de NEPROM op gang is gekomen. ‘We hebben elkaar keihard nodig.’ De NEPROM-visie op het nationaal geluk sluit wat hem betreft prima aan op het gemeentelijk pleidooi inzake de stedelijke woonopgave: ‘Dat mocht je een paar jaar geleden misschien niet zeggen, we zijn het op heel veel punten eens. De markt erkent dat er ruimte nodig is voor goed wonen. Een boodschap die wij allemaal gemist hebben in het Manifest van het Jaar van de Ruimte. We erkennen beide dat er veel druk staat op de stedelijke woningmarkten en dat we naast binnenstedelijke herstructurering ook ruimer groen wonen bij de stad nodig hebben.’ Ook de nieuwe invulling van het contourenbeleid – groene in plaats van rode – vindt Fackeldey een goede zaak. De opgave ligt nu vooral op lokaal niveau: ‘Het nieuwe wonen vergt veel creativiteit. Laten we ophouden met masterplannen die onduidelijk blijven over wie erop zit te wachten en wie het gaat betalen. In plaats daarvan gaan we samen met stakeholders en marktpartijen oplossingen zoeken waar de mensen zelf om vragen. Dat adaptief ontwikkelen vraagt veel van gemeenten, maar ook van de markt.’

Een verschil in visie constateert Fackeldey vooral bij de rol van het Rijk: ‘Ik zie voor me dat de gemeente vooral de Woonvisie en de Omgevingsvisie combineert, met de lokale partners. Ik geloof er niets van dat een centrale sturing daar veel aan gaat bijdragen. Misschien dat het Rijk een visie op Schiphol, infrastructuur en de landschappen kan ontwikkelen, maar voor het overige moet het toch vooral lokaal gebeuren. We moeten goed weten wat we waar gaan bouwen en welke partij dat het beste kan leveren.’

Een ander spannend punt is de financiering: ‘De NEPROM stelt wel heel gemakkelijk dat de investeringen in de openbare ruimte door de overheid moeten plaatsvinden. Dat gaat mij iets te snel. Uit de PPS’en hebben we geleerd dat we dit soort rollen niet bij voorbaat moeten verdelen. We moeten dat gezamenlijk zo goed mogelijk inrichten. Best practices kunnen daarin helpen.’

Om het zo gewenste tempo in de ontwikkel- en bouwproductie te verhogen pleit Fackeldey voor verder ‘ontslakken’. ‘Iedere woensdag is het toch weer spannend wat de Raad van State nu weer bedacht heeft. Wetten en regels vertragen nog steeds; hopelijk ruimt de Omgevingswet daarin op. Maar laten we vooral niet wachten tot 2019. De kunst is nu om onze visies van het papier af te krijgen en in de praktijk toe te gaan passen.’

Mooiste delta
Bij een sterk verhaal horen ook sterke beelden en die kwamen van Gijs van den Boomen, directeur van het bureau Kuiper Compagnons dat dit jaar haar 100-jarig bestaan viert. Hij liet zien dat Nederland na zeven jaar weer behoefte heeft aan visie, aan een ‘big picture’. Die worden nu dan ook volop weer gemaakt; van de Vereniging Deltametropool tot en met het consortium onder leiding van Dirk Sijmons (H+N+S) dat de weg naar ‘Nederland energieneutraal’ in beeld heeft gebracht. Van den Boomen is blij met de golf aan creativiteit: ‘We wonen in de mooiste delta van de wereld. Hoe kunnen we die nog meer kracht geven? En wie speelt daarbij welke rol? Daar moet het over gaan.’ Opgaven als de kustontwikkeling, nieuwe natuur en het netwerk van steden vragen om een gedeeld perspectief. ‘In de Randstad, daar gaat het gebeuren.’ Aan de hand van het voorbeeld van Rijswijk Zuid liet de KC-directeur zien hoe lokale overheden en marktpartijen het binnenstedelijk ontwikkelen inhoud kunnen geven. Wat hem betreft is dat echter niet genoeg: ook het Rijk moet meedoen. ‘Laten we de komende tijd helder aangeven waar wij het Rijk voor nodig hebben. Bijvoorbeeld rond infrastructuur en mobiliteit. De renaissance van de Randstad heeft ook voor de landelijke overheid consequenties.’

Op de kaart zetten
Aan NEPROM-voorziter Bart van Breukelen de uitdaging om the big picture naar het operationale niveau te vertalen. Het verhaal begint bij de steden, wat hem betreft. Daar kan veel gebeuren, maar niet alles: ‘Het laadvermogen van de steden is een keer eindig. Bovendien blijft bouwen daar duur en hebben we te maken met een lange doorlooptijd. We hebben daarom ook de nieuwe buitenwijken hard nodig.’ Wat we ook nodig hebben is een bijdrage van het Rijk: ‘We hoeven niet terug naar de Rijksplanologische Dienst. Decentraal moeten we de prioriteiten stellen, dichtbij mensen en de markt. Maar de optelsom van al die lokale plannen maakt nog geen nationale visie. Op allerlei terreinen is innovatie nodig: verduurzaming, hoogfrequent openbaar vervoer, versterking van groenstructuren. Daarbij kan het Rijk inspireren, aanzetten tot actie en Nederland op de kaart zetten.’

Aan de hand van vier opgaven laat Van Breukelen vervolgens zien waar de komende tijd door publiek en privaat aan gewerkt moet worden. Bij de binnenstedelijke transformaties is versnelling nodig, door een meer planmatige aanpak. Businesscases zijn  niet gezond genoeg, er moet meer voorgeïnvesteerd kunnen worden. Er is behoefte aan visies op langere termijn: ‘Anders gaan beleggers hier echt niet in stappen.’

Bij de binnensteden is er geloof in de bestaande retailstructuur, met name in de grotere steden. In de kleinere steden zonder veel marktkracht is er meer reden tot zorg; daar kan niet alles meer. ‘Sowieso willen we geen grote nieuwe detailhandel buiten de steden meer.’ Bij de vernieuwing van de naoorlogse wijken gaat het om meer dan renoveren en isoleren, aldus Van Breukelen. ‘We kunnen de ongedeelde stad hier vormgeven. De sterke woningmarkt kan daarbij een impuls geven voor de vernieuwingsslag.’ Tenslotte de nieuwe buitenwijken: deze zijn vooral bedoeld voor de gezinnen die de laatste tijd de steden alweer aan het verlaten zijn, omdat zij geen goede en betaalbare woning kunnen vinden. ‘De voorbeelden kennen we: de geliefde woonmilieus in de stad, zoals Witte Vrouwen in Utrecht en Statenkwartier in Den Haag. Die milieus kunnen we ook in nieuwbouw realiseren. Daarmee creëren we bijvoorbeeld ook weer doorstroom uit de Vinex, waar zich dan nieuwe huishoudens kunnen vestigen.’

Deze vierledige opgave speelt volgens Van Breukelen niet alleen in de G4: ‘Of het nu Breda is, Alphen aan den Rijn of Lansingerland; er liggen kansen voor een nieuwe vorm van stedelijkheid. Mensen willen graag dichtbij voorzieningen wonen en goed onderwijs. Daar moeten we aan gaan werken.’

Omslag

Na deze inleidingen lieten vier gemeentelijke vertegenwoordigers hun licht schijnen over de deelopgaven die Van Breukelen aanroerde. Dennis Straat (wethouder Zaanstad) ging in op de binnenstedelijke transformatieopgave van Zaanstad en welke complexiteit daarbij komt kijken – ook in financieel opzicht. Ben van Hees (wethouder Nijmegen) ging in op de binnensteden, waar allerlei functies samenkomen en het wonen een steeds belangrijker rol gaat spelen. Taco Kuiper (wethouder Zoetermeer) beschreef de omslag die zijn gemeente maakt van het groeien en uitbreiden naar de vernieuwing van bestaande naoorlogse wijken, wat zowel bij overheid als markt om nieuwe competenties vraagt. En Adrian Los (clusterdirecteur Ruimtelijke Ontwikkeling en Grondzaken gemeente Ede) maakte duidelijk hoe er in zijn gemeente aan de nieuwe buitenwijken wordt gewerkt. Niet meer op basis van macht en grondposities, maar op inhoud en concepten en met een veel belangrijkere rol voor de eindgebruiker.

Visie verder brengen
Geurt van Randeraat concludeerde dat de komende tijd de visie van G32 en NEPROM gezamenlijk verder gebracht moet worden, ook door bijvoorbeeld partijen als de beleggers bij te betrekken. ‘Er zijn veel raakvlakken, behalve over de rol van het Rijk: wie gaat er nu over de Nederlandse ruimte? Maar ook: gaat het Rijk bijvoorbeeld opnieuw haar verantwoordelijkheid nemen voor het binnenstedelijk bouwen, nu het ISV is afgelopen? Daar moet helderheid over komen.’

De meeting werd afgesloten door een presentatie van Maarten Hajer, curator van de IABR. Aan de hand van een aantal inzendingen liet hij zien hoe ontwerpers bij kunnen dragen aan het debat en hoe zij de ‘ondenkbare’ toekomst een stuk grijpbaarder kunnen maken. Thema’s als energietransitie, de gezonde stad en de toekomst van onderwijshuisvesting worden hier belicht: het zijn bouwstenen om de discussie over onze metropolitane delta verder mee te voeren.

Tekst: Kees de Graaf
Beeld: Gijs van den Boomen (Kuiper Compagnons) 

https://intern.neprom.nl/Nieuwsafbeeldingen/projecten/Deltadroom%20-%20Gijs%20van%20den%20Boomen%20KuiperCompagnons.jpg

Tags